Nieuws
Perscommuniqués
Colloquium
Laatste 5 gegevensbanken
Deze rubriek toont alle actualiteit m.b.t. het FPB, gaande van de meest recente studies, persberichten, en artikels tot aankondigingen van toekomstige publicaties, workshops, colloquia…
Bovenstaande HTML-versie van het communiqué bevat doorgaans niet alle informatie van de PDF-versie. Voor een volledige versie (met grafieken en tabellen), download het communiqué in PDF-formaat hieronder of in het kader 'PDF & downloads' rechtsbovenaan.
In 2020 leidden de coronapandemie en de inperkingsmaatregelen tegen de besmettingen tot een zware economische recessie in België, die elk gewest trof. Volgens de eerste ramingen zou dit een terugval van het bbp in volume betekenen van -6,1 % in het Vlaamse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest tot -6,9% in het Waalse Gewest. In de meeste marktsectoren was de terugval van de activiteit het minst uitgesproken in Vlaanderen.
De terugval van de economische activiteit heeft zich vertaald in een bijna even grote daling van het arbeidsvolume (gewerkte uren). Dankzij de omvangrijke steunmaatregelen van de overheid (versoepeling van de voorwaarden voor toegang tot tijdelijke werkloosheid en overbruggingsrecht), werd de daling van het arbeidsvolume grotendeels opgevangen door de vermindering van de arbeidsduur, waardoor het banenverlies kon worden beperkt.
Uit een eerste raming blijkt dat in Brussel en Vlaanderen de werkgelegenheid volgens gewest van werkplaats zich in 2020 zou hebben gestabiliseerd in jaargemiddelde termen (0,0 %); in Wallonië daarentegen zou zij licht zijn gedaald (-0,2 %). De toename van het aantal zelfstandigen heeft de werkgelegenheid in elk gewest ondersteund. De loontrekkende werkgelegenheid zou in Brussel zijn gedaald met 0,2 %, in Vlaanderen met 0,3 % en in Wallonië met 0,5 %, ondanks de verdere stijging van het aantal werknemers in de sector ‘gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening’ (in de drie gewesten) en ‘openbaar bestuur en onderwijs’ (in het bijzonder in Brussel).
In 2020 kwam de forse toename van de Brusselse uitgaande pendel naar de beide andere gewesten tot stilstand, zodat de crisis voor een sterkere groeivertraging zorgde van de werkgelegenheid bij de Brusselaars dan bij de Vlamingen en de Walen. De elementen die in 2020 de groei van de beroepsbevolking afremden (daling van de activiteitsgraden van jongeren, afname van het externe migratiesaldo) hebben echter ook een grotere rol gespeeld in Brussel, zodat de werkloosheidsgraad er licht daalde (van 15,6 % in 2019 tot 15,5 % in 2020), terwijl hij licht steeg in Vlaanderen (van 5,9 % tot 6,1 %) en in Wallonië (van 12,5 % tot 12,6 %)."
Parallel met de inkrimping van het arbeidsvolume is de loonmassa in 2020 in de drie gewesten sterk gedaald. Dit zou vooral het geval zijn geweest voor de werknemers die in Brussel wonen. Zij zijn oververtegenwoordigd in de bedrijfstakken die het zwaarst door de crisis zijn getroffen. Werknemers die in Vlaanderen wonen, zouden het minst door die terugval zijn getroffen. De daling van de primaire inkomens kon evenwel gecompenseerd worden dankzij de steunmaatregelen en de automatische stabilisatoren, waardoor het reëel beschikbaar inkomen van de gezinnen op macro-economisch vlak in de drie gewesten zou zijn gestegen, nl. met 1,4 % voor de Brusselse gezinnen, met 1,2 % voor de Vlaamse gezinnen en met 1,9% voor de Waalse gezinnen. Voor die laatste heeft de vervangingsinkomenscomponent een groter aandeel in het geaggregeerd beschikbaar inkomen.
Al in de tweede helft van 2020 was er een uitgesproken herstel van de economische activiteit in de verwerkende nijverheid en de bouw. Deze bedrijfstakken bereiken reeds in 2021 hun activiteitsniveau van vóór de crisis. Daartegenover staat dat het herstel in de dienstensectoren, waarvan sommige nog steeds beperkingen ondervinden als gevolg van gezondheidsmaatregelen, trager verloopt en zou aanhouden in 2022. Rekening houdend met deze sectorale verschillen en met de tendensen die in de jaren vóór de crisis werden vastgesteld, voorzien we voor 2021 een volumegroei van het bbp van 4,8 % voor Brussel, van 5,8 % voor Vlaanderen en van 5,7 % voor Wallonië. In 2022 zou de bbp-groei respectievelijk 3,1 %, 2,8 % en 3,0 % bedragen. Daardoor zouden de drie gewesten hun bbp-niveau van vóór de crisis opnieuw bereiken in 2022.
De arbeidsmarkt zou dit jaar en volgend jaar nog steeds de gevolgen ondervinden van de crisis, vooral wanneer de steunmaatregelen worden afgebouwd. De werkgelegenheidsgroei zou in die periode dan ook beperkt blijven en in sommige bedrijfstakken zouden banen verloren blijven gaan. Over de periode 2021-2022 als geheel zou de groei van de werkgelegenheid voor de inwoners van de drie gewesten vergelijkbaar zijn (in de orde van grootte van 0,8 % tot 1,0 %). De werkloosheidsgraad in Brussel en in Vlaanderen zou daardoor weer op zijn niveau van 2020 uitkomen, terwijl hij in Wallonië, waar de beroepsbevolking minder sterk zou groeien, zelfs iets lager zou uitkomen.
De primaire inkomens van de huishoudens zouden in 2021 sterk hernemen, in lijn met het herstel van het arbeidsvolume. Tegelijk blijven de steunmaatregelen grotendeels van kracht in 2021. Ondanks de stijging van de inflatie zou het reëel beschikbaar inkomen van de gezinnen daardoor in 2021 toenemen met 1,5 % tot 1,8 %, naar gelang van het gewest. De groei van het reëel beschikbaar inkomen van de huishoudens zou daarentegen vertragen in 2022 (met nog een groei tussen 0,0 % en 0,7 % naar gelang van het gewest), vooral als gevolg van de verwachte stopzetting van de steunmaatregelen. De stijging van de sociale uitkeringen zou in deze twee jaren niettemin worden ondersteund door de eerste fase van de verhoging van het minimumpensioen en andere sociale minima. Deze geleidelijke verhoging zet zich voort in 2023 en 2024.
In de periode 2023-2026 zou de volumegroei van het bbp gemiddeld niet meer dan 1,0 % per jaar bedragen in Brussel, terwijl hij in Vlaanderen 1,5 % en in Wallonië 1,3 % zou bedragen. In alle gewesten zou de bbp-groei tussen 2023 en 2026 licht afnemen, in lijn met de groeivertraging in de eurozone en de verminderde impulsen die uitgaan van de relanceplannen.
Wat de arbeidsmarkt betreft, zou de werkgelegenheidsgroei in de periode 2023-2024 in alle drie de gewesten sterker zijn dan in 2022, waardoor de werkloosheidsgraden aanzienlijk dalen. In de periode 2025-2026 vertraagt de groei van de werkgelegenheid enigszins. De toename van de beroepsbevolking zou daarentegen versnellen in alle drie de gewesten als gevolg van de verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd tot 66 jaar. De werkloosheidsgraden zouden bijgevolg dan nog slechts licht dalen, maar niettemin in 2026 op een laag niveau uitkomen: 4,9 % in Vlaanderen, 11,2 % in Wallonië en 13,6 % in Brussel.
In de periode 2023-2026 zou de groei van het reëel beschikbaar inkomen van de huishoudens meer in overeenstemming zijn met die in de jaren vóór de gezondheidscrisis. Hij zou gemiddeld 1,6 % per jaar bedragen in Brussel en Vlaanderen, en 1,4 % in Wallonië.
De Belgische overheidsfinanciën zijn in 2020 sterk verslechterd als gevolg van de recessie en de steunmaatregelen. Hoewel de financiën van de federale overheid en de sociale zekerheid er meer op achteruitgingen dan die van de gemeenschappen en gewesten, hebben de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest in 2020 een historisch hoog tekort opgetekend.
Het herstel van de economische activiteit vanaf 2021, dat samengaat met een toename van de ontvangsten, en het tijdelijk karakter van bepaalde steunmaatregelen dringen het tekort van de verschillende gefedereerde entiteiten terug in de periode 2021-2022. Vervolgens stabiliseren de vorderingensaldi zich, maar op een niveau hoger dan voor de coronacrisis, vooral door de uitvoering van de aangekondigde investerings- en relanceplannen.
De ‘Regionale economische vooruitzichten 2021-2026’ zijn het resultaat van een samenwerking tussen het Federaal Planbureau, het Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse (BISA), het Institut wallon de l’évaluation, de la prospective et de la statistique (IWEPS) en Statistiek Vlaanderen. De regionale vooruitzichten schetsen een economisch scenario voor de drie gewesten. Ze zijn het resultaat van een desaggregatie van de ‘Economische vooruitzichten 2021-2026’ voor de Belgische economie, die het Federaal Planbureau in juni 2021 publiceerde. Die projectie houdt rekening met het grootste deel van de informatie die op 2 juni 2021 beschikbaar was, met inbegrip van de Belgische en de buitenlandse herstelplannen. Ze anticipeert niet op eventuele bijkomende herstelmaatregelen of budgettaire besparingsmaatregelen die de regeringen in de toekomst kunnen nemen. De desaggregatie wordt meestal uitgevoerd aan de hand van endogene regionale verdeelsleutels, bepaald door een geheel van vergelijkingen die worden geschat op basis van statistische methodes. Er wordt dan gewerkt met een top-downbenadering. De overheidsrekening van de gemeenschappen en gewesten vormt hierop een uitzondering. Die rekening is reeds het resultaat van de aggregatie van de individuele rekeningen van de deelgebieden.
De ‘Regionale economische vooruitzichten 2021-2026’ zijn het resultaat van een samenwerking tussen het Federaal Planbureau, het Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse (BISA), het Institut wallon de l’évaluation, de la prospective et de la statistique (IWEPS) en Statistiek Vlaanderen.
De regionale vooruitzichten schetsen een economisch scenario voor de drie gewesten. Ze zijn het resultaat van een desaggregatie van de ‘Economische vooruitzichten 2021-2026’ voor de Belgische economie, die het Federaal Planbureau in juni 2021 publiceerde. Die projectie houdt rekening met het grootste deel van de informatie die op 2 juni 2021 beschikbaar was, met inbegrip van de Belgische en de buitenlandse herstelplannen. Ze anticipeert niet op eventuele bijkomende herstelmaatregelen of budgettaire besparingsmaatregelen die de regeringen in de toekomst kunnen nemen.
De desaggregatie wordt meestal uitgevoerd aan de hand van endogene regionale verdeelsleutels, bepaald door een geheel van vergelijkingen die worden geschat op basis van statistische methodes. Er wordt dan gewerkt met een top-downbenadering. De overheidsrekening van de gemeenschappen en gewesten vormt hierop een uitzondering. Die rekening is reeds het resultaat van de aggregatie van de individuele rekeningen van de deelgebieden.
Verwante documenten
Beschikbare gegevens
Thema's
None
JEL
Keywords