Page Title

Publicaties

Om de transparantie en informatieverstrekking te bevorderen, publiceert het FPB regelmatig de methoden en resultaten van zijn werkzaamheden. De publicaties verschijnen in verschillende reeksen, zoals de Vooruitzichten, de Working Papers en de Planning Papers. Sommige rapporten kunnen ook hier geraadpleegd worden, evenals de nieuwsbrieven van de Short Term Update die tot 2015 werden gepubliceerd. U kunt op thema, publicatietype, auteur en jaar zoeken.

Economische begroting 2009 - Economische vooruitzichten [ Economic forecasts 2009 - ]

Overeenkomstig de wet van 21 december 1994 heeft het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) de cijfers van de economische begroting meegedeeld aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen. Volgens de gangbare procedure heeft het Federaal Planbureau (FPB) een voorstel van economische begroting voorgelegd aan het wetenschappelijk comité en aan de raad van bestuur van het INR. Laatstgenoemde keurt de definitieve cijfers goed en draagt de eindverantwoordelijkheid. Het wetenschappelijk comité heeft een gunstig advies uitgebracht over de economische begroting.

Deze vooruitzichten werden voltooid op 10 september 2008.

  Publicatietype

Vooruitzichten

De vooruitzichten presenteren de toekomstige evoluties in België, zowel in socio-economische, budgettaire en energiedomeinen als voor de transportvraag.

Deze vooruitzichten houden rekening met de jaaraggregaten die gepubliceerd werden in deel 1 van de Nationale rekeningen 2007 (‘Eerste raming van de jaarlijkse rekeningen’), met de kwartaalaggregaten tot het eerste kwartaal van 2008 en met de flash-raming van het bbp in het tweede kwartaal.

De hypothesen in verband met de internationale omgeving zijn gebaseerd op de najaarsvooruitzichten van de Europese Commissie, geactualiseerd op basis van OESO-vooruitzichten (4 juni en 2 september 2008) en kwartaalramingen van de wereldgoederenhandel die opgesteld werden door het Nederlandse Centraal Planbureau. De evolutie van de financiële variabelen (wisselkoersen, rentevoeten, olieprijzen) is afgeleid uit de verwachtingen van de financiële markten van 27 augustus. De vooruitzichten voor België werden gegenereerd aan de hand van de jaaren de kwartaalversie van het Modtrim-model, dat op het FPB werd ontwikkeld.

Samenvatting

De Belgische economie groeide in 2007 met 2,8 %. Sinds het vierde kwartaal van 2007 heeft de verzwakking van de uitvoer en van de binnenlandse vraag echter een vertraging van de economische groei in de hand gewerkt. In navolging van de Europese conjunctuur, zou de groei van de Belgische economie in het derde kwartaal van 2008 nagenoeg stilvallen, om vervolgens geleidelijk te herstellen tot 0,5 % in de tweede helft van 2009. De bbp-groei in volume komt daardoor uit op 1,6 % in 2008 en op 1,2 % in 2009. De erg zwakke groei in de tweede jaarhelft van 2008 drukt het jaarcijfer voor 2009.

Na een onverwacht sterk jaarbegin, ging de economische activiteit in de eurozone er licht op achteruit in het tweede kwartaal van 2008. De mondiale groeivertraging en de sterke appreciatie van de euro bemoeilijkten de uitvoer, terwijl de verminderde afzetperspectieven een rem zetten op de bedrijfsinvesteringen. Verder speelde de oplopende inflatie de particuliere consumptie parten. In lijn met de evolutie van de wereldeconomie, wordt tijdens de tweede helft van 2008 en in 2009 een bescheiden economische groei verwacht, die pas eind 2009 opnieuw zijn trendwaarde bereikt. De economische groei in de eurozone zou daardoor uitkomen op 1,3 % in 2008 en op 1,2 % in 2009 (na 2,6 % in 2007).

De recente terugval van de grondstoffenprijzen op de internationale markten heeft de inflatievrees wereldwijd enigszins getemperd. In combinatie met een Europese economische groei die op korte termijn broos blijft, zou dat leiden tot een beperkte versoepeling van het monetair beleid in de eurozone in de loop van 2009. Tegen die achtergrond zouden de marktrentevoeten in 2009 licht dalen.

De wisselkoers- en de olieprijshypothesen zijn gebaseerd op de termijnmarktnoteringen van eind augustus. De wisselkoers van de euro zou gemiddeld op 1,51 dollar per euro uitkomen in 2008 en op 1,44 dollar per euro in 2009. De gemiddelde prijs van een vat ruwe olie zou respectievelijk 114 en 120 dollar bedragen. Deze vooruitzichten gaan gepaard met belangrijke onzekerheden omtrent de evolutie van de grondstoffenprijzen en de mate waarin de Europese economie zich tijdens de volgende kwartalen herstelt.

De Belgische uitvoer blijft niet ongevoelig voor de groeivertraging in zijn buitenlandse afzetmarkten en boet aan kracht in vanaf het tweede kwartaal van 2008. In de loop van 2009 zou de uitvoergroei opnieuw aantrekken onder impuls van het schuchtere herstel van de internationale economie. De Belgische uitvoer zou in de periode 2008-2009 trager blijven groeien dan de buitenlandse afzetmarkten, maar het verlies aan buitenlandse marktaandelen zou geleidelijk kleiner worden. De uitvoergroei wordt in 2008 (2,9 %) nog gehinderd door de appreciatie van de effectieve wisselkoers van de euro tijdens de eerste jaarhelft. De recente depreciatie van de euro zou de uitvoerprestaties van de Belgische economie ten goede komen. Ondanks de vertraging van de groei van de buitenlandse afzetmarkten in 2009 (4,4 %, tegenover 4,7 % in 2008) zou de uitvoergroei uitkomen op 3 %.

De invoer blijft in 2008 in sterkere mate toenemen dan de uitvoer. Samen met een aanzienlijke ruilvoetverslechtering (-1 %) als gevolg van de hoge olieprijzen, krimpt het overschot op de lopende rekening daardoor tot nauwelijks 0,1 % van het bbp. In 2009 zou de netto-uitvoer een bescheiden positieve bijdrage leveren tot de economische groei, maar door een verdere ruilvoetverslechtering zou het externe overschot volledig verdwijnen.

De groei van de binnenlandse vraag zou in 2008 en 2009 verzwakken tot resp. 2,7 % en 1,1 %, tegenover 3,4 % in 2007, onder invloed van de particuliere consumptie, de bedrijfsinvesteringen en de investeringen in woongebouwen.

De evolutie het totaal reëel beschikbaar inkomen van de gezinnen wordt dit jaar en volgend jaar sterk beïnvloed door de inflatieversnelling in 2008 om twee redenen. Ten eerste wordt de groei van het reëel beschikbaar inkomen negatief beïnvloed omdat de recente toename van de inflatie in belangrijke mate te wijten is aan de stijging van de energieprijzen. De gezondheidsindex, die als basis dient voor de indexering van de lonen en de sociale uitkeringen, houdt daar slechts gedeeltelijk rekening mee waardoor die een stuk trager toeneemt dan de totale inflatie. Ten tweede reageren de indexeringsmechanismen met vertraging op de evolutie van de gezondheidsindex, waardoor de indexering dit jaar lager en volgend jaar hoger zou uitkomen dan de toename van de gezondheidsindex. Niettemin zou het reëel beschikbaar inkomen van de particulieren in 2008 nog licht toenemen (0,1 %) dankzij de sterke toename van de werkgelegenheid. De gezinnen zouden een kleiner deel van hun inkomen sparen (11,9 %, tegenover 13,1 % in 2007) waardoor de particuliere consumptie nog toeneemt met 1,4 %. Geholpen door de indexering, waarin nog gedeeltelijk de sterke inflatie van 2008 weerspiegeld wordt, zou de groei van het reeel beschikbaar inkomen in 2009 aantrekken tot 1,8 %. Daardoor zou de kwartaalgroei van de particuliere consumptie licht aantrekken. Op jaarbasis blijft de consumptiegroei echter beperkt tot 0,8 % als gevolg van een ongunstig overloopeffect.

Met een toename van ruim 8 %, vormden de bedrijfsinvesteringen (gezuiverd voor de aankoop van overheidsgebouwen) de belangrijkste groeimotor van de Belgische economie in 2007. Dat zou zo blijven in 2008 (een jaargroei van 6,6 % in volume), al is dat in belangrijke mate toe te schrijven aan een zeer gunstige uitgangspositie in het begin van het jaar. In navolging van de afbrokkeling van de capaciteitsbezettingsgraad en van de indicator van het ondernemersvertrouwen zou de groei van de bedrijfsinvesteringen vanaf het tweede kwartaal immers fors worden teruggeschroefd. In de loop van 2009 zouden de bedrijfsinvesteringen geleidelijk aan kracht winnen, maar door het zwakke startpunt blijft de jaargroei in 2009 beperkt tot 1,7 %.

Met een volumegroei van 5,3 % zetten de investeringen in woongebouwen in 2007 opnieuw een sterke prestatie neer (de voorbije vijf jaren stegen de gezinsinvesteringen gemiddeld met meer dan 7 %). Niettemin was de activiteit in de woningbouw reeds in de loop van vorig jaar duidelijk over haar hoogtepunt heen, o.m. door de toegenomen financieringskosten. De gegevens uit de architectenenquête, die een goede indicatie geven voor het toekomstige verloop van de woningbouwactiviteit, wijzen eveneens op een duidelijke afkoeling. De volumegroei van de gezinsinvesteringen zou beperkt blijven tot 1,3 % in 2008 en licht negatief zijn in 2009 (-1,1 %).

De versnelling van de groei van de overheidsconsumptie in 2008 stemt overeen met de impact van de overheveling van de dekking van de kleine gezondheidsrisico’s van de zelfstandigen van de particuliere naar de publieke sector, met een neerwaarts effect op de particuliere consumptiegroei tot gevolg. De overheidsinvesteringen (gezuiverd voor de verkoop van overheidsgebouwen) vielen in 2007 terug met ruim 8 % in volume. Die daling volgt op de aanzienlijke investeringsactiviteit met het oog op de gemeenteraadsverkiezingen van 2006. In 2008 zouden ze licht toenemen (0,9 %) en in 2009 versnellen tot 5,8 %, vooral onder impuls van de lokale besturen.

Tussen begin 2006 en midden 2008 nam de binnenlandse werkgelegenheid aanzienlijk toe. In de tweede helft van 2008 zouden er aanzienlijk minder jobs bijkomen als gevolg van de economische groeivertraging. Door het gunstige startpunt, zou de werkgelegenheid dit jaar gemiddeld met nog 68 500 personen toenemen (t.o.v. 72 600 personen in 2007). In 2009 zou de nettowerkgelegenheidscreatie beperkt blijven tot 27 900 personen.

Gecumuleerd over de periode 2008-2009 zou de netto-werkgelegenheidscreatie bijgevolg relatief hoog blijven, onder meer dankzij de verdere toename van het aantal dienstenchequebanen en het aantal zelfstandigen (gecumuleerde toenames van respectievelijk 32 000 en 24 000 eenheden). De werkgelegenheidsgraad stijgt daardoor van 62,9 % in 2007 tot 63,4 % in 2008 en tot 63,5 % in 2009.

De werkgelegenheid neemt in 2008 sterker toe dan de beroepsbevolking, wat resulteert in een verdere daling van het aantal werklozen. In 2009 zou hun aantal daarentegen licht toenemen.

De geharmoniseerde Eurostat-werkloosheidsgraad (berekend op basis van de arbeidskrachtenenquête) zou daardoor uitkomen op respectievelijk 6,8 % en 6,9 % in 2008 en 2009, t.o.v. 7,5 % in 2007.

Tussen augustus 2007 en juli 2008 liep de inflatie, gemeten als de jaar-op-jaargroei van het nationaal indexcijfer der consumptieprijzen (NICP), op van 1,1 % tot 5,9 %. Die toename was vooral het gevolg van de prijsstijgingen voor energie- en voedingsgrondstoffen op de internationale markten, de verhoging van de transport- en distributienettarieven voor gas en elektriciteit in januari 2008, en bijkomende tariefverhogingen door de meeste aardgasleveranciers. Eind augustus lag de olieprijs uitgedrukt in euro 15 % lager dan de piek die in de loop van juli werd bereikt. Bijgevolg viel de inflatie in augustus terug tot 5,4 %.

Op basis van termijnmarktnoteringen wordt verwacht dat de prijs van een vat ruwe olie (zowel in dollar als in euro) licht zal toenemen tot midden 2009. Niettemin daalt de jaar-op-jaargroei van de olieprijs tot juli 2009, waardoor de inflatie verder zou terugvallen. Op jaarbasis zou de inflatie 4,7 % bedragen in 2008 en vertragen tot 2,7 % in 2009.

In de voorbije maanden werd een lichte versnelling van de onderliggende inflatie opgetekend die verband houdt met het doorsijpelen van de hogere grondstoffenprijzen en nominale lonen in de prijzen van andere goederen en diensten. Die beweging zou zich voortzetten tot eind 2009 en daardoor de neerwaartse beweging van de totale inflatie enigszins afremmen.

De gezondheidsindex zou zowel dit jaar als volgend jaar gemiddeld minder sterk groeien dan het NICP doordat de gezondheidsindex niet beïnvloed wordt door het prijsverloop van benzine en diesel. De maandvooruitzichten voor de gezondheidsindex geven aan dat de volgende overschrijding van de spilindex (die momenteel 112,72 bedraagt) zou plaatsvinden in juli 2009.

Er dient te worden vermeld dat de inflatievooruitzichten sterk beïnvloed worden door grondstoffenprijzen en wisselkoersen, die de voorbije maanden een bijzonder volatiel verloop kenden.

In de periode 2007-2008 zou de gecumuleerde toename van de nominale loonkosten per uur in de marktsector 7,5 % bedragen, wat betekent dat de 5 %-norm uit het interprofessioneel akkoord van februari 2007 ruimschoots zou worden overschreden. Die overschrijding is zowel te wijten aan de hoger dan verwachte loonindexering, als gevolg van de toename van de voedings- en energieprijzen, als aan een sterker dan voorziene groei van de bruto-uurlonen vóór indexering.

De groei van de uurloonkosten in 2009 (3,7 %) wordt in belangrijke mate bepaald door de indexering (3,2 %), die met vertraging reageert op de prijsstijgingen in 2008. De evolutie van de lonen volgend jaar blijft echter moeilijk te voorspellen aangezien ze in belangrijke mate zal afhangen van de uitkomst van de loononderhandelingen voor de periode 2009-2010 die eind dit jaar van start gaan.

  Beschikbare gegevens

None

  Thema's

  JEL

None

  Keywords

None


Please do not visit, its a trap for bots