Page Title

Publicaties

Om de transparantie en informatieverstrekking te bevorderen, publiceert het FPB regelmatig de methoden en resultaten van zijn werkzaamheden. De publicaties verschijnen in verschillende reeksen, zoals de Vooruitzichten, de Working Papers en de Planning Papers. Sommige rapporten kunnen ook hier geraadpleegd worden, evenals de nieuwsbrieven van de Short Term Update die tot 2015 werden gepubliceerd. U kunt op thema, publicatietype, auteur en jaar zoeken.

Socialezekerheids- bijdrageverminderingen en alternatieve financiering van de sociale zekerheid: simulaties van beleidsvarianten [ Planning Paper 97 - ]

Onderhavige studie past in het kader van een terugkerend debat over de economische weerslag van een verschuiving van de fiscale en parafiscale druk met als doel de bevordering van de werkgelegenheid. Zij heeft meer bepaald betrekking op de macro-economische en budgettaire impact op korte en middellange termijn van verschillende formules ter vermindering van de sociale bijdragen (werkgevers of werknemers), enerzijds, en ter verhoging van andere soorten heffingen, anderzijds.

  Auteurs

, Francis Bossier (A), , , Luc Masure (A),
 
A : Auteur, C : Contribuant

  Publicatietype

Afgesloten reeksen

In de Planning Papers werden afgeronde studies over thema's van ruimer belang gepresenteerd. De reeks is gesloten sinds 2022.
De Short Term Update (STU) was een driemaandelijkse nieuwsbrief met een actueel overzicht van de Belgische economie en de lopende studies van het FPB.  De reeks is gesloten sinds 2015.

Alle varianten zijn zodanig gekalibreerd dat ex ante een stijging of een daling van de ontvangsten wordt ingevoerd die over de ganse simulatieperiode gelijk is aan een welbepaald percentage van het bbp in de basissimulatie (namelijk 0,5 % van het bbp). De weerslag van de bijdrageverminderingen en de verhoogde heffingen worden afzonderlijk bestudeerd, dus zonder gecombineerde scenario's te onderzoeken. De lezer kan echter zelf berekenen wat het vermoedelijke resultaat van dergelijke combinaties kan zijn, gelet op de zeer grote lineariteit van de reacties van het gebruikte model.

De verschillende varianten werden gerealiseerd met hermes, het macro-sectoraal econometrisch model van het Federaal Planbureau voor de middellange termijn. De basisprojectie is die van april 2004. De resultaten worden voorgesteld en besproken in verschillen ten opzichte van de basisprojectie.

Gebruik van het econometrisch model hermes

hermes is vooral geschikt als een analyse-instrument voor de korte en middellange termijn. Zoals alle econometrische modellen is hermes een gestiliseerde voorstelling van de werkelijke economie. Steunend op economische theorie en statistische technieken wordt de samenhang tussen een aantal economische variabelen tijdens een bepaalde observatieperiode gekwantificeerd. Opdat een econometrisch model relevant zou blijven, wordt het regelmatig geactualiseerd en herschat. Dat is het geval voor hermes. In vergelijking met de vergelijkende studie van hetzelfde thema (Bossier et al, 1995) is hermes op een aantal punten gewijzigd. Eén ervan is dat de vraag naar lageloonarbeid via een arbeidsegmentatiemodule gemodelleerd wordt (zie voor de theoretische achtergrond Stockman, 2001 en 2002).

Opdat de simulatieresultaten relevant zouden zijn, is het belangrijk dat de geïnjecteerde schokken van een redelijke omvang zijn, d.w.z. binnen de spreiding liggen van de geobserveerde schokken waarop de schatting van de coëfficiënten (vaak elasticiteiten) van het model gebaseerd is. De foutenmarge zal immers kleiner zijn naarmate de ingevoerde schok het gemiddelde van die geobserveerde schokken uit de schattingssteekproef benadert. Die bekommernis rechtvaardigt de keuze voor schokken van beperkte omvang, bijvoorbeeld in deze studie een half percent van het bbp.

De gedetailleerde modellering van de wisselwerking tussen macro-economische variabelen en overheidsfinanciën maakt het hermes-model uitermate geschikt voor de analyse van schokken in fiscaliteit en parafiscaliteit. Bovendien kan ten volle rekening gehouden met de weerslag van de verschillende soorten heffingen op productie, aggregatieve vraag en prijzen. Enerzijds simuleert het model voor elke bedrijfstak de geleidelijke wijziging in de inzet van productiefactoren (nl. drie arbeidscategorieën, kapitaal, energie en ander intermediair verbruik) in functie van de geïnduceerde wijzigingen in de relatieve factorprijzen, rekening houdend met de aanpassingssnelheid aan de aanbodszijde. Ook de impact van de schommeling van de totale productiekosten op de prijzen, de concurrentiekracht en de rendabiliteit wordt geëvalueerd. Anderzijds kwantificeert het model de vraageffecten die volgen uit de geïnduceerde schommelingen in het beschikbaar inkomen en relatieve prijzen, rekening houdend met de aanpassingssnelheid aan de vraagzijde.

Hoewel het hermes-model verschillende bevoegdheidsniveaus onderscheidt, wordt alleen de weerslag op de overheidsadministraties als geheel weergegeven. Het probleem van de eventuele begeleidingsmaatregelen met betrekking tot de aanpassing van de overdrachten van de federale overheid naar de sociale zekerheid of met betrekking tot de overheveling van de opbrengst van bepaalde belastingen wordt hier dus niet behandeld.

Loonvorming

Inzake loonvorming kunnen drie scenario's worden gebruikt waardoor het theoretisch mogelijk wordt de weerslag van elke geteste maatregel in drie versies te simuleren. Maar slechts voor twee van de drie loonscenario's zullen alle maatregelen gesimuleerd kunnen worden.

In het eerste scenario wordt verondersteld dat de onderzochte maatregelen geen weerslag hebben op de loononderhandelingen. Bijgevolg is de reële brutoloonvoet i.e. de brutoloonvoet vóór indexering, in alle varianten gelijk aan die in de basisprojectie waarin het loon bepaald wordt op basis van de loonnorm. Ter herinnering, die loonnorm wordt om de twee jaar vastgelegd in toepassing van de wet van 1996 inzake de bevordering van de werkgelegenheid en de bescherming van de concurrentiekracht. In de basisprojectie verloopt de verwachte ontwikkeling van de loonkosten in de Belgische economie ongeveer parallel aan de gemiddelde loonkosten in drie buurlanden (Duitsland, Frankrijk, Nederland).

In dit scenario werken de varianten op het vlak van de werkgeversbijdragen bijgevolg met de veronderstelling dat de maatregel volledig op de loonkosten wordt afgewenteld terwijl in de varianten op het vlak van de heffingen, die rechtstreeks van toepassing zijn op de gezinsinkomsten (werknemersbijdrage, personenbelasting) die loonkosten omzeggens onveranderd blijven. De doelstelling van de vermindering van de werkgeversbijdragen, namelijk jobcreatie (en niet de verhoging van het beschikbare inkomen per individuele werknemer) wordt zo gerespecteerd. Dat scenario staat lijnrecht tegenover een scenario waarin elke vermindering van de werkgeversbijdragen integraal naar de verhoging van de niet-geïndexeerde bruto loonvoet zou gaan. In een dergelijk scenario zouden alle onderzochte maatregelen, zowel m.b.t. de werkgeversbijdragen als m.b.t. heffingen op de werknemers, bijna volledig op de nettolonen en het beschikbare inkomen van de gezinnen worden afgewenteld. De andere maatregelen hebben geen invloed op de loonkost. Hun effect hangt af van hun impact op de aggregatieve vraag of op de kost van andere productiefactoren.

In het tweede scenario volgt men een logica van vrije loononderhandelingen. Overeenkomstig een langetermijntrend, die via econometrische schattingen werd verkregen, hangt het reële brutoloon in dit scenario af van de evolutie van de productiviteit en een Phillipscurve-effect via de werkloosheidsgraad. Hier hebben de macro-economische gevolgen van de maatregelen een weerslag op de loonontwikkeling, met een sterke terugslag op de macro-economische aggregaten. Belangrijk is dat de loonwig geen rechtstreekse impact heeft op de brutoloonvorming en dat bijgevolg de loonkost wel direct door de werkgeversbijdragen wordt beïnvloed maar niet direct door werknemersbijdragen of personenbelastingen.

In het geval van werkgeversbijdrageverminderingen wordt de loonlastenverlaging en dus de werkgelegenheidsschepping gedeeltelijk teniet gedaan door een stijging van de brutoloonvoet als reactie op de daling van de werkloosheidsgraad. De impact van de andere maatregelen op de loonkost daarentegen hangt geheel af van hun macro-economische terugkoppeling via de productiviteit en de werkloosheidsgraad.

Ten slotte is er de derde loonoptie waarin rekening gehouden wordt met een mogelijke rechtstreekse weerslag van de loonwig op het loonoverleg. Zij bestaat er in het hermes-model te combineren met het labmod-model door de resultaten van het labmod-model inzake loonvorming te enten op het het hermes-model.

Ter herinnering, het macro-economische model labmod, dat specifiek voor de analyse van het arbeidsbeleid werd ontwikkeld, beschrijft het gedrag van de marktsector, veronderstelt dat arbeid homogeen is (m.a.w. het onderscheid tussen verschillende types van arbeid - bijvoorbeeld tussen laag- en hooggeschoolde arbeid of tussen de hermes-categorieën laagverloonde, hoogverloonde en speciale arbeid - wordt niet gemaakt) en specifieert het productieproces, de loon- en prijsvorming, de inzet van arbeid en kapitaal, een arbeidsbemiddelingsproces dat gepaard gaat met een bijkomende arbeidskost, en de snelheid waarmee de economie na een beleidsschok of schok in de internationale economie naar een nieuw langetermijnevenwicht beweegt. Op lange termijn hangt de productie af van de beschikbaarheid van kapitaal en de inzetbaarheid van arbeid gegeven de relatieve prijzen. Op korte termijn is de economische activiteit eerder vraagbepaald via het beschikbaar inkomen van de gezinnen, de bedrijfsinvesteringen, de wereldvraag en de prijscompetitiviteit met buitenlandse producenten. In één modelversie, de zogenaamde right-to-manage-versie die in deze studie wordt gebruikt, is de reële loonkost functie van de productiviteit, de belastingwig, de vervangingsratio tussen werkloosheidsvergoedingen en nettoloon en de werkloosheidsgraad.

Omdat in labmod de factor arbeid als homogeen wordt beschouwd en bepaalde belastingen (indirecte belastingen, vennootschapsbelasting, algemene sociale bijdrage) niet in het model zijn opgenomen, kan de labmod-loonhypothese voor bepaalde hier voorgestelde maatregelen niet worden gebruikt. In de andere gevallen (werkgevers- en werknemersbijdragen, personeninkomstenbelastingen, toegevoegde waardeheffing) is het labmod-loonscenario wel een toetssteen voor de robuustheid van de resultaten met de tweede loonhypothese.

Vermelden wij eveneens dat, ongeacht de gebruikte loonconfiguratie, de hypothese van een inelastisch arbeidsaanbod (dat dus niet afhangt van de evolutie van de lonen of de activiteit) werd gehanteerd.

De rest van de tekst ziet er als volgt uit. In hoofdstuk twee worden de modaliteiten van de verschillende varianten op het vlak van vermindering van de sociale bijdragen en alternatieve financiering voorgesteld. Hoofdstuk drie geeft een samenvatting van de voornaamste resultaten. In hoofdstuk vier, ten slotte, worden alle gesimuleerde modaliteiten meer in detail geanalyseerd.

  Beschikbare gegevens

None

Please do not visit, its a trap for bots