Nieuws
Perscommuniqués
Colloquium
Laatste 5 gegevensbanken
Publicaties
Om de transparantie en informatieverstrekking te bevorderen, publiceert het FPB regelmatig de methoden en resultaten van zijn werkzaamheden. De publicaties verschijnen in verschillende reeksen, zoals de Vooruitzichten, de Working Papers en de Planning Papers. Sommige rapporten kunnen ook hier geraadpleegd worden, evenals de nieuwsbrieven van de Short Term Update die tot 2015 werden gepubliceerd. U kunt op thema, publicatietype, auteur en jaar zoeken.
Deze paper onderzoekt de impact van de sluiting en sequentiële heropstart van enkele kerncentrales op de groothandelsprijzen voor elektriciteit op de Belgische elektriciteitsbeurs met behulp van een duale methode. In de eerste benadering worden publieke hoge-frequentiemarktgegevens gebruikt om een robuust statistisch model te ontwikkelen dat wordt ingezet om het effect te onderzoeken van variaties in nucleaire elektriciteitsopwekking op de groothandelsprijzen. Het kwantificeren van dit fenomeen, ook het merit-order effect genoemd, met behulp van econometrische methodes komt neer op een geschatte prijsdaling van gemiddeld ongeveer 10 €/MWh per jaar voor een nucleaire capaciteitsverhoging van 2,5 GW. Het belang en de impact van de openheid van de Belgische markt en haar sterke afhankelijkheid van grensoverschrijdende energie-uitwisselingen komt daarbij duidelijk naar voren. Naast deze empirische benadering wordt het optimalisatie-instrument Crystal Super Grid gebruikt om de impact te becijferen van de herwonnen beschikbaarheid van kernreactoren op tal van indicatoren die het Belgische en Europese elektriciteitslandschap kenmerken. Er is een positief effect merkbaar op de algemene welvaart, het consumentensurplus en de CO2-emissies. Voor de prijzen bevestigt deze analyse het negatieve merit-order effect dat gemiddeld 3,8 €/MWh over een jaar zou bedragen. Volgens deze analyse kunnen evenwel tijdelijke uurverschillen van 30 €/MWh optreden. De paper beschrijft vervolgens de mogelijke oorzaken van de verschillen tussen de twee benaderingen.
Onze bevindingen hebben belangrijke beleidsimplicaties omdat ze aantonen dat er rekening moet worden gehouden met de neerwaartse impact van een verlengde nucleaire elektriciteitsopwekking op de groothandelsprijzen voor elektriciteit bij het herzien van (de kalender in) de wet op de kernuitstap aangezien deze de noodzakelijke overschakeling naar een koolstofarme economie kan vertragen.
Working Papers - Working Paper 09-16 (en), (fr), (nl),
Op vraag van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven heeft het Federaal Planbureau de impact onderzocht van een btw-verhoging op voeding en op alcoholvrije dranken. Dit rapport vat, op basis van een simulatie met het HERMES-model, de voornaamste macro-economische, sectorale en budgettaire resultaten samen van een verhoging van de btw-voet op beide consumptiecategorieën van 6 % tot 7 %. Aangezien de maatregel in deze simulatie niet gecompenseerd wordt door een equivalente vermindering van andere heffingen, ligt het voor de hand dat de maatregel ongunstig is voor de economische activiteit en de werkgelegenheid, maar de overheidsfinanciën ten goede komt. De budgettaire winst wordt op middellange termijn evenwel beperkt door afgeleide effecten, waardoor een belangrijk deel van de meeropbrengst gecompenseerd wordt door bijkomende overheidsuitgaven.
Rapporten - REP_11361 (mix),
Overeenkomstig de wet van 21 december 1994 heeft het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) de cijfers van de economische begroting meegedeeld aan de minister van Economie. Volgens de gangbare procedure heeft het Federaal Planbureau (FPB) een voorstel van economische begroting voorgelegd aan het wetenschappelijk comité en aan de raad van bestuur van het INR. Laatstgenoemde keurt de definitieve cijfers goed en draagt de eindverantwoordelijkheid. Het wetenschappelijk comité heeft een gunstig advies uitgebracht over de economische begroting.
Vooruitzichten - Economic outlook 2016-2017 (Sept) (fr), (nl),
Het PLANET-model, dat door het Federaal Planbureau werd ontwikkeld in het kader van een samenwerkingsakkoord met de FOD Mobiliteit en Vervoer, maakt het mogelijk de langetermijnevolutie van de transportvraag in België te berekenen. De transportvraag omvat zowel het personenvervoer als het goederenvervoer en wordt opgesplitst volgens vervoerswijze. Voor het spoorvervoer steunt de projectie van de vraag op de hypothese dat de gemiddelde snelheid op het spoornetwerk constant blijft over de projectieperiode. Het PLANET-model houdt dus geen rekening met de capaciteit van de spoorinfrastructuur of veronderstelt met andere woorden dat elke stijging van de vraag kan opgevangen worden door het netwerk zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit van de dienstverlening. Aangezien de benuttingsgraad van bepaalde spoorlijnen momenteel al zeer hoog is, was het nodig de analysecapaciteit van PLANET uit te breiden om de impact van de toekomstige vraag naar het spoorvervoer op de benuttingsgraad van het netwerk te ramen. Die diagnose, die op een fijn geografisch niveau (baanvakken) werd uitgevoerd, is nuttig en interessant, onder meer voor de spoorwegondernemingen en de overheid in het kader van de spoorweginvesteringsplannen.
Working Papers - Working Paper 08-16 (fr),
De Europese Verordening 691/2011 verplicht de lidstaten van de Europese Unie sinds 2013 drie milieu-economische rekeningen te leveren. Het gaat om de rekening voor milieubelastingen naar economische activiteit (Environmental Taxes by Economic Activity, ETEA), de luchtemissierekeningen (Air Emissions Accounts, AEA) en de materiaalstroomrekeningen voor de gehele economie (Economy-Wide Material Flow Accounts, EW-MFA).
Het Instituut voor de nationale rekeningen (INR) presenteert in deze publicatie de rekening voor milieubelastingen naar economische activiteit voor de jaren 2010-2014.
Andere publicaties - ETEA 2016 (fr), (nl),
De Europese Verordening 691/2011 verplicht de lidstaten van de Europese Unie om vanaf 2013 drie milieu-economische rekeningen te leveren. Het gaat om de rekening voor milieubelastingen naar economische activiteit (Environmental Taxes by Economic Activity, ETEA), de luchtemissierekeningen (Air Emissions Accounts, AEA) en de materiaalstroomrekeningen voor de gehele economie (Economy-Wide Material Flow Accounts, EW-MFA).
Het Instituut voor de nationale rekeningen (INR) presenteert in deze publicatie de luchtemissierekeningen voor de jaren 2010-2014.
Andere publicaties - AEA 2016 (fr), (nl),
Als antwoord op een vraag van het kabinet van de Eerste Minister, raamt dit rapport de netto terugverdieneffecten voor de sociale zekerheid van de verminderingen van de persoonlijke sociale bijdragen van zelfstandigen waartoe beslist werd in het kader van de tax shift.
Rapporten - REP 11379 (mix),
In antwoord op een vraag van het kabinet van de Eerste Minister raamt dit rapport de netto terugverdieneffecten van de arbeidskostenverminderingen zoals beslist in het kader van de tax shift in de veronderstelling van een ex ante equivalente verhoging van de fiscale druk.
Rapporten - REP 11301 (mix),
De Studiecommissie voor de Vergrijzing (SCvV) werd opgericht in het kader van de wet van 5 september 2001 tot waarborging van een voortdurende vermindering van de overheidsschuld en tot oprichting van een Zilverfonds. Het Jaarverslag van de SCvV bestudeert de budgettaire gevolgen en de sociale houdbaarheid van de vergrijzing op lange termijn.
Andere publicaties - FORVERG201601 (fr), (mix), (nl),
Dit rapport presenteert de resultaten van de regionalisering van de nationale economische vooruitzichten van het Federaal Planbureau voor de periode 2016-2021. Net als de vorige rapporten, is dit rapport het resultaat van een samenwerking tussen het Federaal Planbureau en de studiediensten van de drie Belgische gewesten (BISA, IWEPS en SVR). In dat kader kan het multiregionaal en multisectoraal HERMREG-model in de categorie macro-econometrische modellen van het top-downtype worden gerangschikt. HERMREG stemt volledig overeen met het nationale HERMES-model van het Federaal Planbureau. Dat betekent dat de nationale middellangetermijnvooruitzichten van HERMES opgesplitst worden op het niveau van de beschouwde entiteiten op basis van endogene regionale verdeelsleutels.
Vooruitzichten - OPHERMREG1601 (fr), (nl),
De sociale bescherming voor de kosten van langdurige zorg verschilt aanzienlijk tussen landen onderling en tot op heden ontbreekt een systematische vergelijking van de ervaringen van mensen met behoefte aan langdurige zorg in verschillende landen. Als antwoord op deze informatiekloof hebben de OESO en de Europese Commissie (EC) een project opgezet om kwantitatieve vergelijkingen te maken van de sociale bescherming voor langdurige zorg in OESO‐ en EU‐landen, waarbij ze gebruikmaken van de methode van type‐gevallen. Sociale bescherming omvat zowel uitkeringen – voorzover deze afhankelijk zijn van de behoefte aan langdurige zorg – als diensten voor langdurige zorg die kostenloos of tegen gesubsidieerde prijs aan de gebruiker worden aangeboden. Een vragenlijst werd verspreid. Dit rapport beschrijft op welke manier de gegevens voor België werden verzameld en verwerkt. De volgende regelingen worden in aanmerking genomen: de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden; de forfaitaire uitkeringen voor incontinentie en chronisch zieke patiënten; de Vlaamse zorgverzekering; de ziekte‐ en invaliditeitsverzekering voor thuisverpleging en zorg in instellingen; de door de regionale overheden gereguleerde en gesubsidieerde thuiszorg (geen verpleegzorg); en dienstencheques. De gegevens hebben betrekking op 2015.
Rapporten - REP_PROTSEC_16 (en),
Deze Working Paper presenteert een eerste balans van de vooruitgang van België naar de 17 duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen tegen 2030, die door de VN aangenomen werden. Deze balans steunt op 31 indicatoren uit de gegevensbank van duurzame-ontwikkelingsindicatoren die reeds bestond op het Federaal Planbureau. Deze Working Paper presenteert ook de gebruikte methodologieën om de indicatoren te kiezen en om hun evolutie ten opzichte van hun doelstelling te evalueren. Deze balans toont dat in verscheidene domeinen bijkomende inspanningen vereist zijn om de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen tegen 2030 te bereiken.
Working Papers - Working Paper 07-16 (fr), (nl),
Recente studies tonen het belang aan van startende en jonge bedrijven voor jobcreatie, productiviteit en economische groei. Sommige onderzoekers stellen dat de dalende toetreding van nieuwe ondernemingen, voor een deel de, in de meeste OESO‑landen vastgestelde, groeivertraging van de productiviteit kan verklaren. België onderscheidt zich ongunstig van andere landen met een zeer lage startupratio. Deze paper biedt een overzicht van empirische studies voor verschillende landen, aangevuld met bijkomende analyses van de rol van jonge bedrijven in de bedrijfstakdynamiek van werkgelegenheid en productiviteit in België en besluit met een bespreking van de implicaties voor het economisch beleid.
Working Papers - Working Paper 06-16 (en),
Volgens de ‘Economische vooruitzichten 2016-2021’ zou de groei van de Belgische economie aantrekken van 1,2% in 2016 tot gemiddeld 1,5% per jaar over de periode 2017-2021. De werkgelegenheidsgroei zou aanzienlijk zijn (gemiddeld ruim 38 000 personen per jaar van 2016 tot 2021). Het overheidstekort zou toenemen van 2,5% van het bbp in 2015 tot 2,8% in 2016, verminderen tot 2,2% in 2017 en nadien vrijwel gelijk blijven. Het economisch gewicht van de gezamenlijke overheid zou, o.m. in termen van werkgelegenheid, afnemen.
Vooruitzichten - Economic outlook 2016-2021 (fr), (mix), (nl),
Overeenkomstig de wet van 21 december 1994 heeft het Instituut voor de Nationale Rekeningen de cijfers van de economische begroting meegedeeld aan de minister van Economie. Deze macro-economische vooruitzichten kaderen in de voorbereiding van de begroting voor 2017.
Vooruitzichten - Economic outlook 2016-2017 (June)
Het voorliggende rapport werd geschreven op vraag van de strategische cel van de Minister van Pensioenen. Het geeft een overzicht van het belang en de samenstelling van de gelijkgestelde periodes in de verschillende pensioenstelsels en dit zowel voor de recent gepensioneerden als voor de bevolking op actieve leeftijd.
Rapporten - REP_CEP4_11186 (mix),
Dit rapport werd opgesteld op vraag van de Strategische Cel Pensioenen. Het eerste deel bespreekt het regelgevingskader met betrekking tot de regularisatie van de hogere studieperiodes per pensioenregeling. Het tweede deel beschrijft het belang van de geregulariseerde studieperiodes in de verschillende regelingen. De statistieken gebruikt in het tweede deel werden door de pensioeninstellingen (Federale Pensioendienst, RSVZ) geleverd.
Rapporten - RAPPORT_CEP6_11222 (mix),
In deze paper wordt een analyse gemaakt van de interregionale input-outputtabel voor België voor het jaar 2010. Die tabel werd in 2015 door het Federaal Planbureau (FPB) geconstrueerd, in het kader van een overeenkomst met de statistische autoriteiten van de drie gewesten (BISA, SVR en IWEPS). Twee klassieke input-outputanalyses gebaseerd op de toepassing van het Leontief-model op de interregionale input-outputtabel worden hier gepresenteerd: de afleiding van de multiplicatoren per regio en de berekening van de regionale toegevoegde waarde en de regionale werkgelegenheid direct en indirect gegenereerd door de finale vraag.
Working Papers - Working Paper 05-16 (fr), (nl),
Om de werkzaamheden van de Academische Raad te ondersteunen, toont dit rapport een evaluatie van de toekomstige evolutie van de sociale kwaliteit van de eerstepijlerpensioenen via verschillende indicatoren, zoals de vervangingsratio (verhouding tussen het gemiddeld rustpensioen van de nieuwe gepensioneerden en het laatste gemiddelde beroepsinkomen), de benefit ratio (verhouding tussen het gemiddeld pensioen van alle gepensioneerden en het gemiddeld beroepsinkomen van alle werkenden) en de wettelijke minima en maxima. Die indicatoren worden voorgesteld voor de drie pensioenregelingen (werknemers, zelfstandigen en overheidssector) en, indien van toepassing, uitgesplitst volgens geslacht. Merk op dat alle pensioenen in dit rapport in bruto termen (voor belastingen en sociale bijdragen) staan en het enkel om het eerstepijlerpensioen gaat. Eventuele aanvullingen in de vorm van sociale bijstandsuitkeringen of aanvullende pensioenen (2de of 3de pijler) worden dus niet meegerekend.
Rapporten - REP_CEP2_11081 (mix),
In het kader van de publicatie van de Economische vooruitzichten voor België maakt het Federaal Planbureau sinds 2003 een raming van de potentiële groei en de output gap. Dit rapport stelt een retrospectieve analyse voor van de kenmerken van de herzieningen van de potentiële groei en de output gap op korte en lange termijn. Er wordt ook een vergelijking gemaakt met de resultaten die zijn verkregen op basis van ramingen van de Europese Commissie. Dit werk sluit aan bij de wettelijke verplichtingen van het INR op het vlak van de evaluatie van zijn vooruitzichten.
Rapporten - OPREP201604 (fr),
Met de zesde staatshervorming is een deel van de personenbelasting overgeheveld naar de gewesten. Bovendien worden in ESR2010 bepaalde fiscale uitgaven die in ESR95 gedeeltelijk verrekend werden als negatieve ontvangsten verrekend als overheidsuitgaven. Die aanpassingen rechtvaardigen een herziening van de modellering van de personenbelasting, zowel voor de korte- en middellangetermijnprojecties van het FPB als voor de impactstudies. In het nieuwe model wordt een onderscheid gemaakt tussen de ‘voorgeheven’ belasting (bedrijfsvoorheffing en voorafbetalingen) en de ‘ingekohierde’ belasting (die het verschuldigde bedrag voor de regionale en lokale opcentiemen bepaalt). Hierdoor wordt de samenhang met de macro-economie verbeterd en wordt er expliciet rekening gehouden met het ritme van de inkohieringen.
Working Papers - Working Paper 04-16 (fr),
Dit rapport vormt een bijdrage tot de voorbereiding van het nieuwe Stabiliteitsprogramma en van het nieuwe Nationaal Hervormingsprogramma (NHP). Het vermeldt de voornaamste resultaten van een voorlopige versie van de ‘Economische vooruitzichten 2016-2021’ die in mei 2016 gepubliceerd zullen worden.
Vooruitzichten - Economic outlook 2016-2021 - March 2016 (fr), (nl),
In antwoord op een vraag van het Begeleidingscomité van het Kenniscentrum wordt een overzicht gegeven van de manieren waarop “zware beroepen” worden erkend in de pensioenwetgeving in landen van de Europese Unie. Er bestaat in de pensioenwetgevingen van de onderzochte landen geen uniforme benadering van het concept “zware beroepen”. Twee grote strekkingen zijn weer te vinden om dit concept te definiëren: een beroepenlijst in de oudere wetgevingen en een lijst van objectieve criteria bij de recentere wetgevingen. In enkele gevallen bevatten deze laatste criteria ook criteria waarmee naar mentaal belastend werk wordt verwezen. Op enkele uitzonderingen na richten alle onderzochte stelsels zich enkel op de werknemers uit de privésector.
Rapporten - OPREP201603 (mix),
Het Federaal Planbureau en de Algemene Directie Statistiek hebben hun demografische vooruitzichten geactualiseerd. De bevolking zou met ongeveer 85 000 inwoners toenemen in 2016 en 2017. De helft van die groei is toe te schrijven aan de bijkomende vluchtelingenstroom. Die bevolkingsgroei is aanzienlijk, maar toch niet uitzonderlijk; dergelijke groeiniveaus werden al waargenomen in een recent verleden, met name tussen 2007 en 2011. Op lange termijn zou de gemiddelde groei van de bevolking tussen 2020 en 2060 oplopen tot 40 000 inwoners per jaar (tegenover 50 000 over de periode 1991-2014).
Vooruitzichten - EFPOP1560 (fr), (nl),
Vooruitzichten - Economic outlook 2016 (fr), (nl),