Page Title

Nieuws

Deze rubriek toont alle actualiteit m.b.t. het FPB, gaande van de meest recente studies, persberichten, en artikels tot aankondigingen van toekomstige publicaties, workshops, colloquia…

Twee scenario’s om onze consumptie en productie houdbaar te maken (02/04/2015)

!

Bovenstaande HTML-versie van het communiqué bevat doorgaans niet alle informatie van de PDF-versie. Voor een volledige versie (met grafieken en tabellen), download het communiqué in PDF-formaat hieronder of in het kader 'PDF & downloads' rechtsbovenaan.

Het Federaal Rapport inzake duurzame ontwikkeling 2015 onderzoekt twee transitiescenario’s naar een België in duurzame ontwikkeling in 2050. Ondanks enige vooruitgang sinds 1992, volstaan de huidige evoluties slechts zelden om de door de overheid bepaalde doelstellingen te realiseren. Die twee scenario’s tonen de impuls die consumenten en producenten samen met de overheid kunnen geven om de doelstellingen van duurzame ontwikkeling te bereiken in 2050.

  • Ondanks enige vooruitgang leiden de huidige evoluties niet tot een duurzame ontwikkeling in 2050.
  • Twee scenario’s geven voorbeelden van transitie naar een duurzame ontwikkeling in 2050.
  • 2015 is een scharnierjaar om een hernieuwd elan te geven aan het project van duurzame ontwikkeling in België.

De huidige evoluties leiden niet tot een duurzame ontwikkeling

Het Federaal Planbureau meet de duurzaamheid van onze consumptie- en productiepatronen door trends van 25 sleutelindicatoren te evalueren tussen 1992 en 2012-2013. In die evaluatie is elke indicator verbonden met een doelstelling uit officiële teksten: ofwel een strategische doelstelling die de gewenste richting aangeeft, ofwel een cijferdoel dat, meestal op kortere termijn zoals het jaar 2020, een becijferde en tijdgebonden doelstelling inhoudt.

De 25 sleutelindicatoren vormen samen de balans 2014 en werden geselecteerd uit 75 indicatoren van duurzame ontwikkeling. Informatie over al die indicatoren is beschikbaar op de site www.indicators.be. Alle 25 sleutelindicatoren hebben een strategische doelstelling op lange termijn. Tien sleutelindicatoren evolueren snel (met meer dan 1% per jaar) naar hun strategische doelstelling, acht evolueren traag (minder dan 1% per jaar) en zeven verwijderen zich van hun doelstelling. Elf van de 25 sleutelindicatoren hebben ook een cijferdoel. Van deze elf hebben er slechts drie sleutelindicatoren dat cijferdoel bereikt, of zullen dat waarschijnlijk doen.

Het ambitieniveau van de cijferdoelen voor het jaar 2020 in verband met armoede en klimaat voor België, is onvoldoende om de strategische doelstellingen op lange termijn inzake duurzame ontwikkeling te bereiken. Als de cijferdoelen voor 2020 worden gerealiseerd en de trends doorgetrokken, zullen de doelstellingen voor 2050 niet worden bereikt. Zo zou in 2050 het aantal personen met een risico op armoede of sociale uitsluiting nog bijna een miljoen bedragen in België, terwijl dat de uitbanning van armoede finaal beoogd wordt. De broeikasgasemissies zouden in 2050 slechts 36% onder het niveau van 1990 liggen, wat nog erg ver is van de reductiedoelstelling van minstens 80% tot 95%.

Twee transitiescenario’s voor een duurzame ontwikkeling in 2050

Het rapport stelt twee backcastingscenario’s voor. De gewenste situatie voor het jaar 2050 wordt er eerst omschreven, nl. een maatschappij die de doelstellingen voor een duurzame ontwikkeling heeft bereikt. Vervolgens beschrijven de scenario’s maatschappelijke veranderingen om die situatie in 2050 te bereiken. Die scenario’s zijn dus geen vooruitzichten. Ze beogen het democratische debat te voeden en aan te zwengelen, zowel over de langetermijndoelstellingen uit de langetermijnvisie inzake duurzame ontwikkeling, die de regering in 2013 aannam, als over de nodige acties en beleidsmaatregelen om ze te bereiken.

In beide scenario’s steunen de consumenten en producenten en ook de overheid deze transitie met ambitieuze acties en beleidsmaatregelen. In het scenario SET-Consumption (SET verwijst naar socio-ecological transition, de noodzakelijke maatschappelijke en ecologische transitie), geven de consumenten de veranderingsimpuls en volgen de producenten. In het scenario SET-Production nemen de producenten het initiatief en dit zet de consumenten in beweging. In beide gevallen worden ze gesteund door de overheid.
De veranderingen in de consumptie- en productiepatronen wijzigen de inhoud van de bbp-groei door de principes van een kringloopeconomie toe te passen nl. producten ecologisch ontwerpen en hun levensduur verlengen en de mogelijkheden uitbreiden om producten te herstellen, te hergebruiken en te recycleren. Op die manier is die groei verenigbaar met een duurzame ontwikkeling en zorgt hij voor behoorlijke banen. Het sociaal beleid draagt bij tot de uitbanning van armoede.

De twee scenario’s beschrijven de nagestreefde veranderingen in meerdere domeinen, zoals de sociale cohesie, gezondheid, natuurlijke hulpbronnen, biologische diversiteit en infrastructuur. Energie en voeding komen meer in detail aan bod.

Energie

  • In de twee scenario’s vermindert de energieconsumptie met de helft tussen 2012 en 2050 en het aandeel hernieuwbare energiebronnen verhoogt tot twee derde. De broeikasemissies verminderen met 80% tegenover 1990. In 2050 staat het collectief transport in voor de helft van het personenvervoer.
  • In SET-Consumption kunnen de consumenten door gebruik te maken van informatietechnologie hun activiteiten beter op elkaar afstemmen, zoals hun vraag naar transport. Het transportaanbod wordt dan op een efficiëntere wijze georganiseerd, met bijvoorbeeld een minibus op vraag.
  • In SET-Production maken de compactere bebouwing en de verdere concentratie van economische activiteiten het collectief transport efficiënter.

Voeding

  • In de twee scenario’s heeft iedereen in 2050 toegang tot een veilige, gezonde en voedzame voeding. De voedselconsumptie moet niet enkel de voedingsaanbevelingen volgen (bv. dagelijks 75 g vlees en 600 g fruit en groenten), maar ook de milieu-impact minimaliseren.
  • In SET-Consumption, vinden de consumenten opnieuw aansluiting bij hun voedselbron (bv. landbouw- en consumentencoöperatieven) en spelen ze een actieve rol in de bereiding van hun maaltijden, ook om voedselverspilling te beperken.
  • In SET-Production, stelt de agrovoedingsindustrie maaltijden voor die een evenwichtig voedingspatroon eerbiedigen, die « intelligent » verpakt zijn en die voedselverspilling beperken. De hele voedselketen werkt volgens de principes van de kringloopeconomie.

2015 is een scharnierjaar om het project voor een duurzame ontwikkeling nieuw leven in te blazen

De internationale politieke context zal sterk evolueren in 2015, met in september de aanname door de Verenigde Naties van internationale doelen van duurzame ontwikkeling (Sustainable Development Goals) en de mogelijke herziening in 2015 van de Europese strategie voor duurzame ontwikkeling. Ook de nationale context zal in 2015 sterk evolueren omdat verschillende strategieën hernieuwd zullen worden of in een vergevorderd stadium van voorbereiding zullen zijn.

  • Vlaamse strategie voor duurzame ontwikkeling
  • Waalse strategie voor duurzame ontwikkeling
  • Gewestelijk plan voor duurzame ontwikkeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
  • Federaal plan inzake duurzame ontwikkeling

Er is een grote overeenkomst tussen de strategieën voor duurzame ontwikkeling van deze beleidsniveaus. Dit schept een mogelijkheid om een nationale strategie voor duurzame ontwikkeling aan te nemen in 2015. Dit rapport pleit voor een nieuwe maatschappelijke consensus tussen de besluitvormers en de maatschappelijk actoren rond het project van duurzame ontwikkeling dat maatschappelijke, milieu- en economische uitdagingen tracht te integreren.

Aanbevelingen

  • Het bepalen van tussentijdse doelstellingen die zoveel mogelijk becijferd zijn, om de beleidsmaatregelen te leiden en evalueren, zowel tegen de einddatum van het Federaal plan inzake duurzame ontwikkeling (2019) als op middellange termijn, bijvoorbeeld 2030. Die doelstellingen moeten voldoende ambitieus zijn om zich in te schrijven in een traject om de langetermijnvisie te realiseren.
  • Het versterken van de rol van de impactanalyse m.b.t. de regelgeving (evaluatie van de potentiële impact van het ontwerpen van regelgeving op sociaal, milieu- en economisch gebied en op de overheid) door die meer in het begin bij de voorbereiding van de beslissingen toe te passen. Er dient ook meer rekening gehouden te worden met de conclusies van deze evaluaties.
  • Het gebruik van de gegevensbank van duurzame ontwikkelingsindicatoren (www.indicators.be) om coherentie tot stand te brengen tussen deze indicatoren en de lijsten met aanvullende indicatoren naast het bbp en met opvolgingsindicatoren van de langetermijnvisie.
  • Het doorvoeren van een fiscale hervorming die taksen bevat die de externe sociale en milieukosten internaliseren. Die taksen kunnen een bestanddeel zijn van een verschuiving van de fiscale druk op arbeid naar andere belastingsgrondslagen. Tijdens een dergelijke hervorming moet er rekening gehouden worden met de impact van de gehele fiscaliteit op de herverdeling van de inkomsten en de publieke ontvangsten. Zo kan bijvoorbeeld de regressieve impact van de invoering van milieutaksen gecompenseerd worden door de aanpassing van andere heffingen.

De Task force duurzame ontwikkeling voert de opdrachten uit die de wet van 5 mei 1997 betreffende de coërdinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling heeft toevertrouwd aan het Federaal Planbureau.

Voor meer informatie: Sylvie Varlez, sv@plan.be, 02.507.74.77 en Jean-Maurice Frère, jmf@plan.be, 02.507.74.74.

  Beschikbare gegevens

None

  Thema's

  JEL

None

  Keywords

None

Please do not visit, its a trap for bots